Instrumentale muziek kan troosten bieden, maar veel vaker is dat die ene regel of dat ene couplet uit een lied waardoor je ziel geraakt wordt. Dat is een ervaring uit alle tijden en bovendien nog steeds geldig voor alle soorten liedrepertoire. Voor Johann Sebastian Bach waren de lutherse koralen, de kerkliederen, zijn houvast om troost uit te putten. Vanaf zijn jongste jaren vormden zij zijn vaste levensbegeleiders in voor- en tegenspoed en daarom vinden wij ze terug in heel veel van zijn werken. Van duidelijk herkenbaar tot vernuftig verstopt in de muziek. Koralen boden ook in belangrijke mate troost aan zijn tijdgenoten in Leipzig. Toen er in het begin van de 18e eeuw een discussie ontstond of die oude liederen niet eens plaats moesten maken in de liedboeken voor nieuw repertoire, stond een groep van dichters en theologen op om het troostende liederenerfgoed te verdedigen. Ze begrepen de kritiek op de verouderde taal, maar ‘als mensen de liederen niet meer goed begrijpen, moet je ze gewoon beter uitleggen’. Bach behoorde tot deze groep van ‘Lieder-Freunde’ en met zijn bijzondere collectie van koraalcantates uit 1724/25 voegde hij de daad bij het woord: 40 liederen werden met een wekelijkse cantate beter uitgelegd. Met aanvullende tekst en moderne muzikale middelen, zoals recitatieven en aria’s, liet hij mensen de troostende waarde van de oude liederen opnieuw ervaren. Het werd een van de hoogtepunten in zijn oeuvre.
Lydia Vroegindeweij maakte uitvoerig studie van Luthers liederen, die dit jaar 500 jaar bestaan, en van Bachs koraalcantates die nu precies 300 jaar oud zijn. Zij deelt haar kennis in het project
L500B300.nl en laat je in een afwisselende lezing/workshop graag ervaren hoe Bach dat nou doet, dat troosten.