In de loop van de 17e eeuw waren er veel nieuwe kerkliederen ontstaan, vooral bij de piëtistische lutheranen (o.a. in Halle, Herrnhut, Württemberg). De orthodox-lutherse theologen maakten zich zorgen over de inhoud van deze nieuwe liederen. Zij vonden dat de mensen hiermee op het verkeerde spoor werden gezet. Zij zagen liever dat de troostende waarde uit het oude reformatorische lied behouden bleef. Om zeker te zijn van de juiste teksten (met de juiste leer) spanden zij zich in om de oorspronkelijke bronnen op te sporen en opnieuw te publiceren. Zij erkenden problemen met moeilijke beeldspraak of verouderde taal, maar vonden dat dat niet moest leiden tot het schrappen van de oude liederen in nieuwe bundels, maar juist tot opnieuw uitleggen van de betekenis. Dit vormde het begin van het vakgebied van de hymnologie, een speciaal deelgebied van de theologie waarin liederen worden bestudeerd. In de beginjaren, de eerste helft van de 18e eeuw, ging het niet zozeer om objectief onderzoek, maar veel vaker om profilering van de eigen visie met behulp van bronnen. De hymnologen van het eerste uur publiceerden daarom enorm veel informatie, zoals gezangboek-commentaren, waarin zij de inhoud van elk lied gedetailleerd behandelden. De informatie uit deze 18e-eeuwse boeken werpen een nieuw licht op Bachs koraalcantates. Niet alleen op de context waar ze zijn ontstaan, maar ook op de inhoud en interpretatie van elk lied in tekst en muziek.

Lydia Vroegindeweij onderzocht veel van deze bronnen voor haar proefschrift ‘Troost bij Luther en Bach‘ en zet dit onderzoek nu voort in relatie tot de gehele jaargang koraalcantates. Op deze website zal zij haar bronnen ontsluiten en resultaten van het onderzoek publiceren.

Leipziger Kirchen-Staat (1710), frontispice

Belangrijke hymnologen uit de tijd van Bach

Dit overzicht is een eerste begin en wordt de komende tijd verder aangevuld. Raadpleeg ook de pagina met  links naar de digitale uitgaven van de belangrijkste werken van deze hymnologen.

Enoch Zobel (1653-1697)

Christian Scriver (1629-1693)

Johann Benedikt Carpzov (1639-1699)

Johann Christoph Olearius (1668-1747)

Johann Martin Schamel (1668-1742)

frontispice Evangelischer Lieder-Commentarius 1724

Georg Heinrich Götze (1667-1728)

David Heermann (1655-1720)

Gabriel Wimmer (1671-1745)