Bach als lid van de Lieder-Freunde

Wie studie maakt van het werk van de hymnologen uit het begin van de 18e eeuw komt veel verschillende namen tegen. We volgden het spoor door hun publicaties en daaruit bleek al de samenhang en intensieve samenwerking van deze groep die zich de ‘Lieder-Freunde’ noemde. Belangrijke namen zijn Johann Christoph Olearius uit Arnstadt, Heinrich Götze uit Lübeck (die Buxtehude hielp bij zijn Abendmusiken!) en Johann Martin Schamelius uit Naumburg.

Kijkend naar de sterke verwantschap van tekst en muziek van Bachs koraalcantates met het werk van deze vroege hymnologen speurde Lydia Vroegindeweij verder. Is de relatie tussen Bach en deze Lieder-Freunde ergens gedocumenteerd? De meest aanwijsbare relatie met Bachs werk vinden we in de gezangboek-commentaren van  Schamelius. Hij schreef een autobiografie, die na zijn dood werd gepubliceerd door zijn schoonzoon, maar helaas biedt die concrete aanknopingspunten.

Een bijzondere vondst in een treurdicht!

Maar… verrassing! Er blijkt na de dood van Schamelius in 1742 een treurdicht te zijn geschreven waarin de lof op zijn werk als hymnoloog uitgebreid wordt bezongen. Daarin zijn de namen verwerkt van de ‘Lieder-Freunde’ waarmee hij samenwerkte.

Onder het bijbelse motto ‘En zij zongen het lied van Mozes en het lied van het Lam’ droeg de Secunda van de Ratschule in Naumburg een epicedion (treurdicht) op aan Schamelius met de titel “Die Verdienste der Lieder=Dichter und Erklärer”. Dit gedicht is een berijmde liedgeschiedenis. De lofzang op de Bijbelse zangers Mozes, Mirjam, Barak, David, Maria en Zacharias wordt onmiddellijk gevolgd door de liederen van de Reformatie, en de rol van Schamelius tijdgenoten daarbij:

Des Luthers Glaub und Gerhards Geist,
Bachs, He[e]rmanns und der Franken Triebe
erwecken das was christlich heist,
und zeugen Hoffnung, Glaub und Liebe.
Neumeisters, Schmolkens, Brokes Gluht,
in der der Andacht Stärke ruht,
verewiget durch Rambachs Feuer,
und lenkt der Neuern Harfen=Spiel
auf das von Gott bestimmte Ziel
und macht ihr Dichten werth und theuer.

Was Olears und Serpils Fleiß,
was Wezels Müh in Achtung sezet,
was Lilienthals und Buschens Preis,
nach Recht und Pflicht in Marmor äzet,
erhöhet Schamels Rettungs=Licht,
das aus der Andacht Quelle bricht.
Der Nuz der Lieder=Dichter Leben,
der Lieder=Gloßen edle Zahl
erwerben Ihm ein Ehrenmahl,
das Ihm kein Künstler ie gegeben.

Dieß, und der frommen Reden Kraft,
rührt auch der Musen treuen Orden.
Drum ist auch ihre Leidenschaft,
durch dieses Klaglied kenntbar worden.
Welch ungewohnter banger Schmerz
beklemt nicht unsers Mitleids Herz!
Soll Schamel von der Seite scheiden?
Soll uns sein Nachdruck und sein Geist,
der Ihn der Zeitlichkeit entreist,
nicht länger in dem Tempel weiden?

Jedoch sein Heiland, der stets lebt,
heist Ihn bey sich das Leben schauen.
Sein Geist, der in den Schriften schwebt,
gehört vor jene Sternen=Auen.
Dieß tröstet der Betrübten Herz,
dieß lindert Deren harten Schmerz,
die sich, bey stummen Seufzern kränken.
Noch eins ist, was den Trost anhäuft:
wer Schamels Lieder=Schatz ergreift,
verneuert auch sein Angedenken.

Bron: Andreas Lindner, Leben im Spannungsfeld von Orthodoxie, Pietismus und Frühaufklärung. Johann Martin Schamelius, Oberpfarrer in Naumburg (1998).

De genoemde namen van Lieder-Freunde

In dit treurdicht worden diverse namen van de Lieder-Freunde genoemd.

Wie zijn dit?

  • Johann Sebastian Bach (1685-1750)
  • August Hermann Francke (1663-1727)
  • David Heermann (1655-1720) (hoewel de tekst de naam ‘Hermann’ bevat lijkt het aannemelijk dat hier verwezen wordt naar Heermann, een tijdgenoot en eveneens hymnoloog)
  • Barthold Heinrich Brockes (1680-1747)
  • Erdmann Neumeister (1671-1756)
  • Benjamin Schmolk (1672-1737)
  • Johann Jakob Rambach (1693-1735)
  • Johann Christoph Olearius (1668-1747)
  • Georg Serpilius (1668-1723)
  • Johann Kaspar Wetzel (1691-1755)
  • Michael Lilienthal (1686-1750)
  • Peter Busch (1682-1744)

De bron is helaas ... verbrand!

Schamelius werd tijdens zijn leven al zwaar getroffen door brand. De grote stadsbrand op 30 april 1716 in Naumburg kostte hem zijn huis en zijn bibliotheek.

De bron van dit treurdicht na zijn dood onderging helaas hetzelfde lot. De catalogus meldt: “Brandschaden durch Bibliotheksbrand 2004”. Het werd bewaard in de Herzogin Anna Amalia Bibliothek in Weimar, en werd tijdens de desastreuze brand in 2004 onherstelbaar beschadigd en is dus helaas niet meer beschikbaar. Gelukkig is het geciteerd in het proefschrift van Andreas Lindner uit 1998, zodat we er nog kennis van kunnen nemen.

Update:
Het volledige document is hier te lezen, dankzij prof. dr. Andreas Lindner uit Göttingen, die de volledige tekst tijdens zijn promotieonderzoek in de jaren ’90 overschreef en zo vriendelijk was ons zijn document toe te sturen.

Titelblad Brand= und Buß=Predigt 1716
Herzogin Anna-Amalia-Bibliothek - durch Brand weitgehend zerstörtes Buch (illustratief beeld, niet het bedoelde geschrift)

Nieuwsbrief

In de aanloop naar het jubileumseizoen 2024/2025 ondersteunen we je graag met plannen, informatie en tips. Abonneer je op de gratis nieuwsbrief.

Komende evenementen

Recente berichten

Bijzondere muzikale lezing

Op maandagavond 8 april verzorgt Lydia Vroegindeweij een bijzondere lezing over de koraalcantates van Bach in het Luther Museum in Amsterdam. Bij dit begin van de Bach-week in het museum

Meer lezen »