Een interessant vraagstuk is dat van de parodieën, het hergebruik door Bach van zijn eigen werk. Tussen kerkelijke cantate en een orgelwerk is dat doorgaans geen enkel probleem, zoals bijvoorbeeld het duet uit Wer nur den lieben Gott lässt walten (BWV 93/4) in het gelijknamige orgelkoraal uit de bundel Schübler-choräle uit 1748). Maar de discussie wordt spannender als aria’s uit oorspronkelijk wereldse cantates worden hergebruikt in de kerkelijke context. Bij Bachs Weinachtsoratorium vinden we veel van dit soort parodieën. Kan dat zomaar?
Het sleutelbegrip: Affecten
In 1721 schreef theoloog Gottfried Ephraim Scheibel (1696–1759) een traktaat Zufällige Gedancken von der Kirchen-Musik. Hij begint met een definitie van muziek: “Die Music ist eine Kunst die uns weiset wie man durch die Abwechßlung der Thone die Affecten bewegen kan” (p.4). Hoe die Affecten in onze ziel werken hangt wel af van wat voor type mens je bent. Scheibel deed onderzoek naar de effecten van muziek voor de gemoedstoestand en onderscheid daarin vier categorieën luisteraars: Melancholici (melancholisch), Sangvinici (optimistisch), Cholerici (driftig, opvliegend) en Flegmatici (onbeweeglijk).
Die laatste groep is overigens niet meer te redden volgens Scheibel: “… allein an Phlegmaticis hab ich observiret / daß diese wegen ihrer faulen und wäßrichten Constitution wenig / oder gar nicht durch die Music zu bewegen sind. Ich möchte Sie fast Leute die Affecten frey wären nennen / es wäre denn daß Sie ihre Sauff=Lieder / die sonder Kunst gesetzt / vor allen anderen liebten”. (p. 15)
Maar voor de andere groepen biedt muziek vele kansen om een beroep te doen op hun passies:
“So sind demnach diejenigen die bey der Music am meisten sich passionirt bezeugen / Melancholici, Sangvinici und Cholerici , nachdem nun diese bey einem Menschen sich vermischt befinden / nachdem werden ihre Affecten auch beweget. Wiewohl wenn ich auch die Music und ihren Effect ohne Absicht der Temperamente ansehe / so hat Sie schon mit unsern Passionen als da ist Traurigkeit / Freude / Zufriedenheit / Zorn / etc. so eine Connexion daß sie [p.16] nothwendig moviren muß. Sind blosse Worte eines Redners fähig unser Gemüthe frölich oder betrübt zu machen / wie vielmehr die Music / die einen Affect noch lebhaffter und penetranter vorstellen kan”. (p. 15)
Het nut van affecten voor de kerkmuziek
Over de kerkmuziek schrijft Scheibel dat de Figural-Music (de meerstemmige bewerkte muziek) beter werkt dan eenstemmig koralen zingen met de gemeente, omdat die meer ruimte biedt om actief gebruik te maken van Affecten:
“Was die Figural-Music anbelangt / so halt ich davor / daß diese vor der Choral-Music einen grossen Vorzug haben müsse. Denn da wird jedem affectueusen Worte ein Genügen gethan / da man in den Choralen nur druber weg geht.
Heute zu Tage besteht ihr Gebrauch darinnen / daß gewisse Texte / die sich auff die Zeit schicken gesungen werden. Geistreiche Lieder oder Chorale sind deswegen nicht zu verwerffen / doch in denselben sieht man mehr auff die Worte als auf die Melodie. Wir gebrauchen meist hierzu die Orgeln / damit die Gemeine im Thone bleibe / und ein geübter Organiste kan Ihnen noch dazu eon gutte Anmuth geben / von der Instrumental-Music werden wir anderweits Gelegenheit haben / davon zu gedencken”. (p.23)
Reformator Zwingli (1484-1531) had het volgens Scheibel dan ook bij het verkeerde eind toen hij de kerkmuziek wilde afschaffen.
“Zur Zeit der Reformation hat Zwinglius sonderlich die Kirchen=Music abgeschafft wissen wollen / ich glaub aber / wenn er zu unsrer Zeit hätte leben sollen / da die Musici besser die Lehre von den Affecten eingesehen / er würd anders geurtheilt haben. Zur selbigen Zeit war die Music noch gar schlecht bestellet / was wunder daß Sie auch nicht jedem gefallen könnte”. (p.8)
Figural-musik hoort voor de preek
Goede kerkmuziek is niet alleen aantrekkelijk voor ervaren gelovigen, maar zeker ook missionair voor wie enkel in de kerk komt om niet voor atheïst aangezien te worden, aldus Scheibel. Het bewerken van de juiste gemoedstoestand helpt om het Woord van God en de preek vrucht te laten dragen:
“Gesetzt daß sie mit eitlen Gedancken in die Kirche kommen / und bloß mit der Intention diese oder jene schöne Music anzuhören / so ist es nicht mehr possibel sondern völlig probabel daß sie gutte Gedancken kriegen können. Ist bey ihnen durch die wohlbestellte Harmonie der Affect nur einmahl movirt worden (wie denn gewiß / daß wer Musicken gerne hört / auch leicht durch sie wird beweget werden) so kan dieser leicht die Predigt durch tauren / weil sie gleichsam darzu sind schon praepariret worden. Geschicht dieses / so fällt das Wort GOttes in keine felsichte / sondern erweichte Hertzen darinnen es besser und eher frucht bringen kan / denn sonsten”. (p.29)
Niet alleen in de opera
Scheibel betoogt vervolgens dat het aanspreken van emoties met muziek (de Affecten) niet is voorbehouden aan de opera en net zo goed betekenisvol ingezet kan worden in de kerk. Parodieën waarbij aria’s uit de opera worden hergebruikt in een kerkelijke cantate vormen voor hem dus geen enkel probleem, omdat de emotie hetzelfde is, maar enkel gericht op een ander object. Tegen de opvatting dat er grote verschillen zijn stelt hij:
“Ich wollt ihnen diese Meinung zu gestehen / wenn Sie mir wüsten die Division von der Freude / Traurigkeit und andern Affecten zu geben / die sie vielleicht ohne Grund in ihrem Gehirn machen. Es bleibt ein Affect / nur daß die Objecta variren / daß z.e. hier ein geistlicher Schmertz dort ein weltlicher empfunden wird / daß man hier ein geistliches dort ein weltliches Guth vermisset und so w. Wie ich mich über weltlichen Dingen betrübe / so kan ich mich über Geistlichen betrüben; Wie ich mich über diesen erfreue / so kan ich mich über jenen erfreuen. Der Thon / der mich in einer Opern vergnügt / der kan auch solches in der Kirchen thun / nur daß er ein anders Objectum hat.” (p.34)
Het doel moet juist zijn dat de gelovige met goede muziek in de eredienst meer ervaart dan enkel met de preek, het zingen van liederen en het Heilig Avondmaal mogelijk is. Scheibel roemt dan ook de methode van Erdmann Neumeister waarin Bijbeltekst, aria, recitatief en koraal samen helpen om de gelovige in de juiste ‘mood’ te brengen om de preek goed op te kunnen nemen.
Een ware ambassadeur dus voor goed uitgevoerde aantrekkelijke kerkmuziek, deze Scheibel:
“Ich denck aber immer / wenn unsre Kirchen=Music heut zu Tage ein wenig lebhafftiger und freyer / c’est a dire, mehr theatralisch wäre / sie würde mehr Nutzen schaffen / als die gezwungne Composition, der man sich in der Kirchen ordinair bedienet”. (p. 39)
Gottfried Ephraim Scheibel studeerde in Leipzig. Hij was theoloog, musicus en werd vanaf 1736 leraar aan het gymnasium in zijn geboorteplaats Breslau.
Zijn publicatie is online beschikbaar: Zufällige Gedancken von der Kirchen=Music (1721).
